Latijnse naam
De Latijnse naam voor paardenbloem is Taraxacum officinale.
Familie
Composietenfamilie (Asteraceae).
Bloeitijd
De hoofdbloei van de paardenbloem valt in april/mei; je ziet dan de prachtige, felgeel gekleurde weiden. Daarmee is de plant een lentebloeier. Dit is bij de composieten uitzonderlijk.
Beschrijving paardenbloem
Paardenbloemen zijn overblijvende planten die wel 15 jaar oud kunnen worden. Het zijn wintervaste planten; ze verdragen een temperatuur van – 20°C. De lengte en grootte van de plant is mede afhankelijke van bodemstructuur en bodemgesteldheid. Een plant die tussen de tegels van een stoep groeit zal over het algemeen kleiner zijn en meer ingesneden blad hebben dan een plant die in voedselrijk weiland staat.
Bloem
De bloeiwijze van een paardenbloem bestaat uit één bloemhoofdje. Het bloemhoofdje wordt door velen aangezien voor een bloem, maar is een hele verzameling gele lintbloempjes. Ieder geel ‘blaadje’ is een kleine bloem met een stamper en meeldraden. Daarmee is de naam composiet verklaard: samengesteldbloemig. De bloem bestaat uit een bloemhoofdjesbodem waarop de vele lintbloempjes dicht opeen staan.
De bloemknop van een paardenbloem is aanvankelijk donkergroen van kleur. De kroonbladen omsluiten de vele lintvormige bloemen. In de beginfase opent de kroon zich van boven en steken de lintbloemen er bovenuit.
De gele bloem opent zich bij zonsopgang, staat altijd naar de zon gericht en sluit zich in de schemering en bij regen.
Wanneer de bloem is uitgebloeid verschijnen de bekende ronde, doorzichtige vruchtpluisbollen. De vruchtpluizen zijn niets anders dan gesteelde haren, waaraan het bruin/zwarte zaadje hangt. De pluizen met de rijpe zaden worden door de wind verspreidt; de welbekende parachuutjes. Waar ze terecht komen vormt zich een plantje; je ziet paardenbloemen dan ook op de vreemdste plaatsen groeien. Als de vruchtpluizen weggewaaid zijn, is pas de bloemhoofdjesbodem te zien.
Stengel en bladeren
De stengel is altijd glad en hol en bevat veel wit, niet-giftig melksap. De stengel heeft meestal een paars-rode gloed, nooit bladeren en draagt aan de top één bloemhoofdje. De bladeren staan in een vrijwel symmetrisch rozet om de penwortel. De bladeren kunnen er heel verschillend uitzien; ze zijn frisgroen van kleur en hebben een gelobde, of min of meer diep ingesneden getande, rand.
Wortel
De paardenbloem wortelt met een penwortel en heeft daarmee een krachtige verankering in de grond. De wortel is praktisch onuitroeibaar. De penwortel kan wel 30 cm worden. Ook bevat de wortel melksap. Zij is bruin van buiten en wit van binnen.
Geschiedenis/Symboliek en rituelen
De eerste beschrijving van de paardenbloem als plant die bewaard is gebleven, is van Dioscorides. In de 1ste eeuw na Christus was hij een Griekse geneesheer in dienst van het Romeinse leger. Hij noteerde zijn botanische waarnemingen in zijn werk De Materia Medica. De paardenbloem werd verder in die tijd niet veel genoemd (=gebruikt). Zijn werk was een belangrijk voorbeeld voor botanisten en geneesheren in de Middeleeuwen in de 16e en 17e eeuw, onder wie de Vlaming Rembertus Dodoens (ookwel Dodonaeus genoemd). Hij beschreef de geneeskrachtige werking van de paardenbloem in zijn Cruydeboeck (1554). In die tijd werd de paardenbloem als artsenijplant erkend, de toevoeging officinale aan de Latijnse naam wijst hierop.
Meer historie
In China werd het kruid al in de 7e eeuw gebruikt en in de Arabische geneeskunde in de 10e-11e eeuw. De Chinezen en de Indische volkeren wisten al snel dat paardenbloemen heilzaam effect had op de urinewegen. Tevens gebruikten ze dit kruid al voor geelzucht, oogontsteking en andere kwalen.
De Christenen gaven vanaf de 16de eeuw paardenbloem als symbolisch geschenk. De bloem schijnt symbool te staan voor de (leeuwen)moed van Jezus bij zijn Kruisiging. Het is daarmee symbool van Lijden en Dood (rouw) in de Christelijke kunst.
Benamingen
De paardenbloem kent een grote diversiteit aan benamingen. Deze volksnamen geven dikwijls aan hoe de bevolking het kruid in hun woonomgeving ervaart en gebruikt. Zo verwijst het woord ‘brievenbesteller’ (Noord-Holland) naar de pluizen die alle kanten opwaaien als boodschappertjes van nieuws. ‘Konijnengroen’ en ‘paardenbloem’ verwijzen naar het feit dat deze dieren het graag eten of gevoerd worden.
Het woord ‘papebloem’ verwijst weer naar de kale bloemhoofdbodem, nadat de pluizen zijn weggewaaid. Het doet denken aan het geschoren hoofd van een monnik.
‘Beddepisser’ en ‘pissebloem’ (vooral Zeeland en Zeeuws Vlaanderen) geven duidelijk de vochtafdrijvende werking aan van het kruid. De benaming ‘koekkruidbloem’ wordt met name gebruikt in het noorden van Belgisch Limburg waar het kruid een belangrijk ingrediënt was voor het maken van een kruidkoek.
Opmerkelijk is dat de felgele bloemen in de naamgevingen nauwelijks een rol spelen.
Inhoudsstoffen paardenbloem
- Bitterstoffen (onder de verzamelnaam taraxine)
- Looistoffen (tannines)
- Vitaminen: A, B, C en E
- Mineralen: vooral kaliumzouten, calcium, chroom, selenium, zink, mangaan, magnesium, zwavel
- Suikers: oa. inuline (werkt op alvleesklier, regelt de suikeromzetting, bloedsuikerverlagend) en fructose
- Saponinen
- Slijmstoffen
Gezondheid
Het is wetenschappelijk bewezen dat het kruid in zijn geheel een gunstige werking heeft op de gal- en leverfunctie. De belangrijkste inhoudstoffen van de paardenbloem zijn bitterstoffen. De plant is goed bij allerlei vormen van spijsverteringsstoornissen. Ze helpt bij gal- en leverziektes (met name de wortel), is bloedzuiverend, galdrijvend, bevordert de hele spijsvertering en is uitgesproken urinedrijvend (met name de bladeren). Bij dit laatste is er geen verlies van kaliumzouten. Bij reguliere geneesmiddelen is dit vaak wel het geval. Vanwege het hoge gehalte aan inuline is de paardenbloem ook een waardevolle plant voor diabetici.
Met name de jonge bladeren bevatten onder andere vitamine B en C en veel mineralen. Ze worden dan ook verwerkt in sla als onderdeel in bloedreinigende voorjaarskuren. Door de grote hoeveelheid mineralen is het algeheel versterkend ook bij anemie.Doordat paardenbloem het bloed reinigt; helpt het ook tegen jeuk, huiduitslag, puisten, jicht en reuma.
Paardenbloem in de keuken
Van de paardenbloem kun je alle delen gebruiken;
- de bloemen: voor wijn of limonadesiroop, gelei, ook wel paardenbloemhoning of cramaillotte genoemd, in salades, kruidenboters, koekjes of kruidkoek.
- jonge bloemknoppen: ingelegd als kappertjes of gestoofd in boter(al dan niet met spekjes).
- de bladeren: (plukken dus vóór de bloei) rauw in salades, gekookt als groente(als spinazie en andijvie), in soep of pannenkoeken.
- de wortel: als surrogaat voor koffie (bevat geen caffeïne), klaargemaakt als schorseneer of asperges, in Japan wordt de wortel gebruikt in roerbakgerechten.
- de stengels: in salades.
- oud zomerblad, kroonblaadjes en wortel kunnen worden gebruikt om wijnen, kruidenbier en vruchtendranken te aromatiseren.
Waarschuwing
Paardenbloem kan zonder problemen gedurende langere tijd worden gebruikt, maar bij zeer grote hoeveelheden ingenomen kan paardenbloem leiden tot verhoogde maagsapproductie en lichte diarree.
Het sap uit de bloemstelen kan wratten doen verdwijnen, maar het kan ook huidirritatie veroorzaken.